woensdag 24 juli 2013
Benjamin Vlielander
De schout, de maire en de armen van Rockanje
H.C. Geuze
Bij het inventariseren van het archief van de gemeente Rockanje trof
ik een juten zakje (afmetingen 15x33 cm.) aan met het opschrift
“Papieren over de armeschuld van Rockanje”. De inhoud betrof
correspondentie over de periode 1810-1827.
Begin 19e eeuw ontstond er in Rockanje grote onrust over een
vordering van maar liefst ƒ21.600,- van de vroegere schout en armmeester Hugo van Andel op het armbestuur. De maire, Benjamin
Vlielander, heeft kosten noch moeite gespaard om te voorkomen dat
er moest worden betaald. Daarbij moest hij zijn oude vriend laten
vallen en hem het vuur aan de schenen leggen.
25
De ‘archiefzak’ waarin de stukken bijna twee eeuwen lang zijn bewaard.Een oplopende schuld
Hugo van Andel (1761-1826) was een belangrijk figuur; hij was een
telg van een aanzienlijke Brielse familie en had zich reeds op
19-jarige leeftijd in zijn geboorteplaats gevestigd als notaris. Hij
woonde in een groot huis aan de Voorstraat en was vaak te vinden op
de buitenplaats “Kooisigt”, dat zijn vader in Oostvoorne had
gekocht.
Evenals veel andere Brielse regenten, had Hugo van Andel bestuursfuncties op Voorne. Hij was schout en secretaris van het ambacht
Rockanje en van de polders Naters en St. Annapolder en het
Schapengors. Daarbij was hij ook nog eens armmeester van Rockanje.
De armenzorg was in de achttiende eeuw opgedragen aan “het Groot
Armenbestuur”, vergelijkbaar met de huidige Sociale Dienst. Als
boekhouder maakte Van Andel jaarlijks de rekening op van ontvangsten
en uitgaven. De ontvangsten waren bescheiden en voornamelijk
afkomstig uit de verpachting van percelen grond en de rente uit
obligaties. De uitgaven daarentegen waren veelal hoog, vooral in de
periode 1800-1809 zien we dat de uitgaven de inkomsten jaarlijks
ver overschrijden. De uitgaven betroffen ondersteuning aan armen,
die in de Franse Tijd talrijk waren, maar ook betaling van kosten
voor het inkwartieren van militairen.
Het was in de achttiende eeuw gebruikelijk dat degene die de rekening
opmaakte, de zogenaamde rendant, het eventuele tekort op de rekening
uit eigen middelen voorschoot. Bij een toekomstig positief saldo
kreeg hij zijn voorschot weer terug. Overigens betekende dit dat
alleen mensen met voldoende kapitaal een dergelijke functie konden
en ook wilden aanvaarden.
Ten tijde van Van Andel zien we de verschillen tussen inkomsten en
uitgaven steeds groter worden. Bij het jaarlijkse ‘afhoren’ of goedkeuren
26van de rekening door schout en schepenen van Rockanje zal dit
ongetwijfeld wel eens zijn gezegd, maar gelukkig was schout Van
Andel er telkens weer toe bereid om het ‘gat’ te dichten en hoopte
men op betere tijden.
In 1811 vindt een grootse reorganisatie plaats van de overheid.
Ambachtsbesturen worden opgeheven en in plaats daarvan komen er
afzonderlijke polder- en gemeentebesturen. De schout krijgt een
moderne naam en heet in het vervolg maire. Hugo van Andel verliest
zijn schoutambt (of legt dit neer) en vertrekt naar Nijmegen. In zijn
plaats wordt tot maire van Rockanje benoemd: Benjamin Vlielander
(1778-1859). Vlielander was geboren in Zuidland. Hij was van huis
uit landmeter, maar had in het bestuur reeds zijn sporen verdiend:
sinds 1801 was hij schout en secretaris van Zuidland. Na zijn
huwelijk in 1805 verhuisde hij naar Rockanje. Daar wordt hij in
1811 maire, maar ook schout van de polders St. Annapolder, Rockanje
en annexe polders en Naters.
De maire ontvangt de financiële erfenis van zijn voorganger Van
Andel: die bestond uit een schuld van het armbestuur aan de voormalige
armmeester van maar liefst ƒ 21.600,-. Vlielander is daar allerminst
gelukkig mee en ziet geen kans om de schuld af te lossen. De
volgende jaren slaagt de gemeente er niet in om geld over te houden
voor Van Andel. Ook niet nadat H.A. Rolland, een procureur die
Van Andel in de arm heeft genomen, daarom vraagt. Vlielander
zoekt in eerste instantie hulp bij Gedeputeerde Staten en attendeert
hen op de armoede van een zedert den jare 1795 tot en met den jare
1810 zoo zeer met militaire inkwartieringen geteisterde, uitgeputte
gemeente. Maar hij wijst ook met een beschuldigende vinger naar
het oude bestuur en zoekt de oorzaak in een al te toegeeflijke
administratie.
27Vlielander is niet de enige die op hulp van GS rekent. Ook Rolland
richt zich hiertoe. In 1824 stuurt GS een brief aan Rockanje met het
verzoek om de schuld aan Van Andel af te betalen. Daarmee begint
een lange correspondentie.
Lange correspondentie
Het is vanzelfsprekend dat er veel over en weer geschreven moest
worden, er waren meerdere partijen bij betrokken, het ging om een
groot bedrag en bovendien was Vlielander een veelschrijver. Vier
maanden nadat hij de brief van GS had ontvangen stuurt hij antwoord
retour. Daarin verdedigt
hij de armenfondsen en
trekt hij van leer tegen
Van Andel: waarom was
Van Andel er niet eerder
mee gekomen? vraagt hij
zich af, en waarom
waren de rekeningen
destijds niet jaarlijks
afgehoord, maar pas na
tien jaren, toen het leed
reeds was geschied (lees:
de schuld was ontstaan);
en waarom was er geen
geld opzij gezet in de
gulde tijden toen er nog
inkomsten waren uit de
teelt van meekrab? Van
Andel, zo schrijft Vlielander
had het grootendeels
28
Benjamin Vlielander (1778-1859).29
zichzelven te verwijten. Van de oplossing die GS aandraagt, namelijk het
verkopen van de bezittingen van de Grote Armen, wilde Vlielander
niets weten.
Die bezittingen stelden overigens niet zoveel voor: slechts enkele
stukken land, wat effecten en een ooit ontvangen bedrag van ƒ500,-
van mevrouw Van Oostrom. Later dat jaar schrijft Vlielander ook een
brief aan Van Andel om hem te overtuigen van de onmogelijkheid om
de schuld te kunnen aflossen. Hij schrijft lange tijd correspondeerden
wij niet met elkanderen, onze laatste correspondentie over ‘t saldo
welke UwEdele competeert van den grooten Armen deser gemeente
is 14 december 1817. Hij besluit zijn uiteenzetting over de slechte
financiële positie met de smeekbede termineert uwe schuld.
Dat is Van Andel te gemakkelijk en hij schakelt De Rouville in,
procureur in Brielle. Die voert vervolgens onderhandelingen met
Vlielander en stelt de volgende eisen: Van Andel krijgt alle bezittingen,
inclusief het legaat van mevrouw Van Oostrom, hij wordt vrijgesteld
van schulden die hijzelf nog heeft ingevolge rekeningen van polders
of kerk die hij in het verleden heeft opgemaakt. Dit laatste vraagt
enige uitleg. Van Andel was namelijk ook penningmeester geweest
van de polder en kerkmeester. Als zodanig had hij ook hiervan jaarlijks
de rekening opgemaakt van ontvangsten en uitgaven. Maar die vielen
veel beter uit. Er kwam meer in dan er uit ging. En dat positieve saldo
had hij in eigen zak gestoken. Van vorderingen wilde Van Andel dus
gevrijwaard blijven.
Vlielander reageert op de eisen kort en bondig. Hij heeft de gemeenteraad
ingelicht. Op de eerste eis wil deze ingaan, behalve op het legaat van
mevrouw Van Oostrom, en over de tweede heeft de raad weinig te
zeggen. Vlielander onderhandelt verder. De verkoopwaarde van delandjesis minimaal, de rijkseffecten zijn wel de moeite waard en de
f 500,- is te overkomen.
Hoe de onderhandelingen met De Rouville verder verlopen zijn, blijft
in het ongewisse, maar Vlielander krijgt in de zomer van 1825 een
brief van de Gouverneur van Zuid-Holland, om binnen 8 dagen
uitsluitsel te geven over de zaak Van Andel. Vlielander schrijft binnen
een week terug en voert persoonlijke omstandigheden aan als reden
voor de lange looptijd: zijn kinderen zijn namelijk overleden. Maar
de zaak is (bijna) rond met de gevolmachtigde.
Dan loopt de zaak opnieuw vertraging op: Hugo van Andel overlijdt
in 1826 en de correspondentie wordt overgenomen door de executeurtestamentair, B.W. van Manen, predikant in Amsterdam en broer van
de weduwe Van Andel. De Nijmeegse procureur H.A. Rolland komt
(weer) in beeld en schrijft een dringende brief aan Vlielander. Want
er moet aangifte gedaan worden van het vermogen voor de
successierechten. En deze vordering op de Groote Armen moet dus
op korte termijn geregeld worden. Vlielander schrijft terug en rakelt
een heleboel zaken op. Hij memoreert zijn amicale omgang met Van
Andel. Die had hem over de voorschotten wel eens geconsulteerd.
Vlielander had hem verzocht om rekening te doen. Maar Van Andel
was voortdurend met uitvluchten gekomen: hij had hed te druk, een
vreemde kon geen wijs worden uit zijn administratie of het bekende
het komt nog wel.
In zijn briefwisseling is Vlielander erg open; hij haalt een
vertrouwenszaak uit 1815 op: daarbij had hij verantwoording moeten
afleggen over de opbrengsten die in een door hem opgemaakte polderrekening waren opgenomen, uitgerekend om de schuld van de
Armen te kunnen aflossen. Hij was destijds helemaal vrijgesproken,
maar het zat hem nog steeds niet lekker. Nu is hij zelf op jacht: hoe
staat het met de winst van de oude polderrekeningen en de door Van
30Andel geïnde kazerne-gelden? En hoe is het gegaan met de
boedelscheidingen die niet zijn verantwoord? De overledene was
een met al te veel werkzaamheden belaste man! Hij doet het voorstel
om de boel te verdelen volgens de oude afspraken en waarschuwt
ervoor dat er anders nog veel oud zeer pijnlijk openbaar zal komen.
GS houden de zaak in de gaten
en bevelen een schikking aan.
Hierdoor aangespoord, schrijft
Vlielander doet W.C. van
Manen het voorstel om tot de
volgende schikking te komen:
de erven Van Andel ontvangen
alle effecten, houden het
voordelig saldo van de polderrekening ten bedrage van
ƒ3.759,-, met daarbovenop de
ƒ 500,- en er wordt niet meer
gepraat over kazernegelden
e.d.
Van Manen reageert snel en
veegt het voorstel van tafel;
hij beroept zich op de
afspraak uit 1812, dat de
Groote Armen de schuld met
rente zouden betalen. Verontwaardigd schrijft hij: wil men
de welwillendheid van wijlen
Hugo van Andel met dit
31
Glas van Hugo van Andel als schout en
secretaris van de polder Nieuwe Goote.
Collectie Historisch Museum Den Briel.bedrag afdoen? Nooit! Dat kan hij als vertegenwoordiger van de
weduwe Van Andel niet maken. Alles gaat terug naar GS
Vlielander schrijft stevige brieven terug. Al ging de zaak naar de
Koning zelf, de armen kunnen het niet opbrengen, en: al was de
schuld het dubbele, wij kunnen niet betalen. Hij doet een beroep op
de predikant en vraagt hem onomwonden, dat men van eenen Christen
leeraar toch wel enige clementie zou mogen verwachten. Ook GS
stuurt hij bericht waarin hij uitlegt dat de zaak niet zo eenduidig is
als die wellicht lijkt. Hij vraagt zich af of het bedrag wel na te gaan
is en hoe de administratie van Van Andel gevoerd werd en waarom
er zo roekeloos uitgegeven was. Het is lastig, zo schrijft hij moedeloos,
met een geestelijke over wereldse zaken te praten, hij hoopt dan ook
op ingrijpen van GS.
Gedeputeerde Staten hebben inmiddels ook een uitvoerig schrijven
ontvangen van Van Manen. Dit wordt door GS doorgestuurd aan
Vlielander, die vervolgens puntsgewijze berigt, consideratien en
adviesschrijft. Alle argumenten van Van Manen worden weerlegd of
tegengesproken. Al deze correspondentie roept een andere vraag op:
Motieven
Wat dreef Vlielander om zo in verzet te gaan tegen de afbetaling van
schulden? Zoals hierboven geschetst, was hij afkomstig uit hetzelfde
milieu als Van Andel en is er geen sprake van een oude versus
nieuwe bestuurder. Het lijkt er op dat Vlielander oprecht was in zijn
protest. Het welzijn van Rockanje ging hem aan het hart; misschien
nog wel meer nadat hij zich ambachtsheer mocht noemen. Uit de
vele correspondentie komen twee dingen naar voren. In de eerste
plaats wilde Vlielander het gerommel met bedragen aantonen. Blijkbaar
was hij een nauwkeuriger boekhouder dan Van Andel. In de tweede
plaats kwam hij op voor de armenzorg; met succes wist hij door het
32hele onderhandelingsproces heen, de eigendommen te behouden.
Maar er blijven ook vragen over. Want Vlielander was wel degelijk
nauw betrokken bij het een en ander. Als maire had hij in 1812 de
dorpsrekening over 1809 afgehoord. Hierop staat aangetekend: Deze
nevenstaande som (ƒ 3.759,-) gedood en verrekend in eene transacte
wegens kazerneringskosten door den rendant (Hugo van Andel) in
vragen van de polder gedeboureerd. En ook de afspraken, die in
1812 gemaakt zijn over de afbetaling van de schuld aan de Groote
Armen, waren hem bekend, hoewel hij later zijn twijfel uitspreekt
over de rechtsgeldigheid.
33
Toen alles nog goed was... Vlielander c.s. ondertekent de rekening van Van
Andel over 1809. (Inv. nr. 49).De afloop
Op 25 oktober 1827 komen de betrokken partijen elkaar tegen ten
overstaan van een commissie van GS. In het gouvernementslokaal in
Den Haag wordt de zaak in der minne geschikt. Afgesproken wordt
dat de erfgenamen van Van Andel de effecten krijgen, alsmede een
bedrag van ƒ500,-, terwijl hen het voordelig slot van de polderrekening
wordt kwijtgescholden. Daarbij blijven alle onroerende goederen
eigendom van het armbestuur (i.c. de gemeente). Ten slotte moet de
gemeente Rockanje moet ƒ 10.000,- betalen, in jaarlijkse termijnen
van ƒ200,-, te beginnen in de maand december 1828. Dit bedrag
werd gesplitst in ƒ6.000,- ten laste van de polderbesturen en ƒ4.000,-
ten laste van de gemeente.
Was het om te pesten, dat Vlielander nog een keer een briefje aan
Van Manen stuurde? Als dat het geval was, had hij succes. Na deze
afspraken vraagt Vlielander hem nog even om een opgave te willen
doen van de door wijlen Van Andel betaalde kazernegelden. Van
Manen ontploft bijna en eist een snelle afdoening.
Die komt er. Op 26 november passeert de akte de gemeenteraad en
de polderbesturen en op 4 januari 1828 tekent ook GS. Hetzelfde
jaar wordt de eerste termijn van de schuld afgelost. In 1844 overlijdt
de weduwe Van Andel, waarbij de kinderen besluiten de nog resterende
schuld die dan nog ƒ6.800,- bedraagt, in vollen eigendom af te staan
aan één van de kinderen, de enige zoon, Hugo.
Over de auteur
H.C. Geuze is archivist, hij is werkzaam op het streekarchief en
inventariseerde onlangs het archief van de gemeente Rockanje.